
Een groene omgeving, de zwarte aarde begroeid met gras en kruiden. De takken van de grote volgroeide bomen reiken naar de blauwe lucht en bieden schaduw als bescherming tegen de zon die alweer volop staat te branden. Sommige grote kuilen in de ongelijke bodem zijn nog gevuld met water van de laatste regenbui, er tussendoor lopen paadjes, ontstaan door de vele voeten die er overheen zijn gegaan. De geluiden van de nabijgelegen stad zijn hier niet hoorbaar, de enige geluiden de kreten van de vogels in het kleine meertje. Het ruikt fris, helder en schoon, de lucht is hier niet vervuild door de uitlaatgassen van het verkeer. Een plattelandsidylle waar het heerlijk vertoeven is.

Een idylle lijkt het althans op het eerste gezicht te zijn, maar schijnt bedriegt hier onbarmhartig.
Verspreid over het terrein staan rieten afdakjes boven met bamboestokken afgezette stukken kale grond. Bij de ingang staat midden op een glad geschoren grasveld een nieuwe stupa. Dit is geen simpele natuurlijke plek waar mensen graag komen voor een wandeling. Het is één van de vele Cambodjaanse Killing Fields, plaatsen verspreid over Cambodja waar de Rode Khmer mensen vermoordden. Die gaten in de grond, sommige gevuld met water, zijn geen natuurlijke kuilen of poeltjes maar voormalige massagraven waaruit de menselijke resten weer zijn opgegraven.

De rieten afdaken staan boven de graven waar een verhaal aan vastzit. Er staat er één bij het grootste graf, waar 450 mensen tegelijk in zijn gevonden, een ander bij een graf met slechts vrouwen en kinderen. Er is er ook één bij een graf waarin slechts lichamen lagen, zonder hoofden. Dit zijn voormalige Rode Khmer-soldaten die er, al of niet terecht, van verdacht werden overgelopen te zijn of te willen overlopen naar de Vietnamezen. Ze hadden hun hoofd verloren…

Aan de afscheiding van bamboestokken zijn gekleurde armbandjes vastgemaakt. De Khmer geloven dat deze armbandjes boze geesten weren en ongeluk voorkomt. Ze dragen ze om hun pols of binden ze aan het stuur van hun auto, ze bevestigen ze ook op plekken waar slechte dingen zijn gebeurd of mensen zijn overleden.

Een boom is volgehangen met veelkleurige armbandjes, hier werden baby’s en kinderen, voor de ogen van hun moeders, met hun hoofd tegen de boom geslagen om ze zo gemakkelijk te doden. De filosofie van de Rode Khmer, het kwaad met wortel en tak uitroeien, betekende dat niet individuen maar hele families tegelijk werden gedood. Op deze plek zijn meer dan 20.000 mensen vermoord, niet neergeschoten, kogels waren veel te duur, maar met brute kracht vermoord. Landbouwwerktuigen, bamboesticks, hamers, alles wat scherp of zwaar genoeg was, was bruikbaar voor dit doel.

Op de uitgesleten paadjes door het groen tref je als je goed kijkt restanten van kleding en botten, menselijke botten. De regen brengt ze weer aan de oppervlakte nadat ze zolang begraven zijn geweest. Vrijwilligers verzamelen ze regelmatig zodat ze fatsoenlijk bewaard kunnen worden.
Veel van de Killing Fields zijn niet meer terug te vinden, opnieuw verdwenen in de natuur. Dit niet, het ligt te dicht bij Phnom Penh. Het is het bekendste Killing Field, Choeung Ek genaamd, nog geen 20 kilometer uit het centrum van de stad. De mensen die hier vermoord zijn, hadden eerst een bekentenis afgelegd van hun misdaden. Niet vrijwillig maar na, soms maandenlange, marteling. De meesten van hen in Tuol Sleng, de gevangenis midden in Phnom Penh.

Ze werden midden in de nacht hierheen gebracht en dezelfde of de volgende nacht nog vermoord. Waar het op andere plaatsen nog wel eens kon gebeuren dat slachtoffers zo’n massaslachting overleefden door zich dood te houden, was dat hier uitgesloten. Na de slachtpartij strooiden de Rode Khmer DDT over de lijken. Wie niet al dood was, ging dat daardoor wel en het voorkwam ook de stank van de rottende lijken.

8.995 van de slachtoffers zijn opgegraven, hun schedels liggen opgestapeld in het hart van de stupa.

Plaats een reactie