Ongelijkheid

Een auto rijdt voorzichtig de parkeergarage uit. Groot, vierkant, zwart, met een grijsgespoten motorkap. Een Rolls Royce. De bewaker van de parkeergarage rent naar de uitgang en stopt al het verkeer op de weg zodat de Rolls gemakkelijk weg kan rijden. Hij krijgt een paar cent toegestopt door de chauffeur. Erg veel heeft hij er niet voor hoeven doen, want het enige verkeer is een klein karretje, voortgeduwd door een sjofel geklede, broodmagere man op blote voeten. Het karretje is niet meer dan een kooi op vier wielen, met aan alle kanten zakken er aan gehaakt. Het wordt gebruikt om herbruikbaar afval op te halen. Als de Rolls weggereden is, loopt de magere man naar de afvalbakken die staan opgesteld naast de uitgang van de parkeergarage. Hij kijkt er in, haalt de plastic tassen met afval er uit en trekt die open. Hij verzamelt wat hij kan gebruiken: lege blikjes, plastic flessen, karton en nog te repareren gebruiksvoorwerpen. Alles gaat in een aparte zak of in de kooi. De bewaker heeft ook nog een grote zak met lege flesjes verzameld, maar om die mee te mogen nemen moet de man betalen. Dat geld heeft hij niet, dus de zak wordt weer weggezet voor een andere vuilnisverzamelaar. Langzaam loopt de man weer door, langs de geparkeerde Lexussen en Range Rovers en een enkele Bentley of Porsche. Dagelijks uitzicht vanaf mijn balkon.

Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Het begin van artikel 1 van de Universele verklaring van de Rechten van de Mens. Tsja, geboren misschien wel, maar daarna begint de ellende. Mensen hebben geen gelijke kansen in hun leven en dat leidt tot ongelijke uitkomsten.
Mensen zijn ongelijk, hebben verschillende capaciteiten. Fysieke capaciteiten, zoals spierkracht of lenigheid, maar ook mentale capaciteiten, zoals intelligentie of inlevingsvermogen. Ze hebben verschillende talenten, sommigen zijn muzikaler of beter in kunst, terwijl anderen beter kunnen rekenen of juist schrijven. Ieder mens is uniek, maar in hoeverre is dat een rechtvaardiging voor politieke, sociale, economische ongelijkheid? Komt die ongelijkheid alleen voort uit de individuele capaciteiten van mensen, of is er meer aan de hand?

Het is mogelijk dat ongelijkheid een functie heeft, een zinvolle bijdrage levert aan het sociale systeem. Door bijvoorbeeld heel moeilijke, zware functies of functies waarvoor speciale talenten nodig zijn, extra te belonen, wordt bereikt dat de beste mensen die functies gaan vervullen (denk aan het argument voor de beloning van bankiers of directeuren of voetballers) en dat de beste resultaten worden behaald voor de gehele samenleving. Probleem is dat dit voor veel soorten ongelijkheid niet opgaat. Je kunt je sowieso natuurlijk afvragen wat het verschil in nut voor de samenleving is tussen een topvoetballer en een topschaatser, maar daar valt nog een verhaal bij te bedenken (toeschouwersaantallen wereldwijd of zoiets). Er zijn ongelijkheden waarvoor dat niet meer geldt. Een blanke, heterosexuele man geboren in Amerika heeft een gemiddelde levensverwachting die twee keer zo hoog is als die van een zwarte Afrikaanse vrouw. Vrouwen in Pakistan kunnen hun huis niet verlaten terwijl hun mannen zich vrijelijk kunnen bewegen. De zoons en dochters van top-politici in ontwikkelingslanden permitteren zich een leven vol uitspattingen terwijl hun landgenoten sterven van de honger. Allochtone kandidaten moeten twee keer zo vaak solliciteren om een baan te krijgen als autochtone kandidaten. Het is moeilijk voor te stellen dat al deze verschillen gebaseerd zijn op individuele capaciteiten van mensen, er moet meer aan de hand zijn.

Ongelijkheid bestaat niet alleen tussen individuele mensen, maar ook tussen groepen mensen, waarbij vele vormen van onderscheid tussen groepen mogelijk zijn. Gender, leeftijd, etniciteit of sexualiteit zijn allemaal sociale constructies die een basis kunnen vormen om verschillende groepen af te bakenen en onderscheid te maken in sociale, economische en soms ook politieke status. Deze sociaal-constructivistische visie houdt in dat de waardering van groepen mensen en dus ook de waardering van ongelijkheid, is aangeleerd. Aangeleerd door de reacties van de sociale omgeving, en daardoor ook iedere keer weer in stand gehouden. Dat betekent dat ongelijkheid veel moeilijker te veranderen is dan wanneer het zou gaan om de individuele verschillen tussen mensen. Het feit dat sommige vormen van ongelijkheid heel lang kunnen voortbestaan, veel langer dan de levensduur van individuele mensen, wijst er op dat ook dit mechanisme werkzaam is. Toch kunnen ook dit soort ongelijkheden wel veranderen. Denk aan de veranderende positie van oudere mensen. Ooit gewaardeerd en gerespecteerd om hun ervaring en hun wijsheid, worden ze nu vaak afgeschilderd als ouderwets, traag, gebrekkig. Wie weet wat de toekomst zal brengen nu de economische status van ouderen verbetert?

Er is nog een factor die invloed heeft op de ontwikkeling van ongelijkheid in een maatschappij. Macht. Vaak gebaseerd op afkomst. De oude Europese adel, de Indiase kasten, de standenmaatschappij, maar ook het “old boys network” van families die elkaar van oudsher kennen en helpen zijn voorbeelden. Cambodja heeft zo’n maatschappij waar afkomst van cruciaal belang is voor je kansen in de samenleving. Dat is al heel lang zo, veel gebeurt hier op basis van wie je kent, of wie je familie kent. Het verdelen van banen, het verkrijgen van vergunningen, wie wel of niet een lucratief contract krijgt of zich verkiesbaar kan stellen voor een politieke functie, wordt bepaald door een patronage-systeem. Mensen zijn daaraan gewend en hebben er heel lang geen vragen bij gesteld. Dat verandert nu door de snelle economische groei die de ongelijkheid veel zichtbaarder maakt, zie het voorbeeld waar ik mee begon.

Anderhalve eeuw geleden voorspelde Marx dat een vergelijkbare groeiende ongelijkheid zou leiden tot een klassenstrijd en revolutie. Dat is niet gebeurd en niemand gelooft meer dat zo zal gebeuren als hij voorspelde, maar de recente geschiedenis laat zien dat toenemende ongelijkheid nog steeds tot conflicten kan leiden. De Arabische lente was niet alleen, en misschien wel niet eens voornamelijk, gebaseerd op een toenemende vraag naar vrijheid, maar vooral op een vraag naar banen, welvaart, economische status door jongeren die geen toekomst zagen. Voorlopig is het daar niet gelukt, maar de situatie in Cambodja is vergelijkbaar, met een grote groep jongeren die ontevreden zijn over hun economische en politieke mogelijkheden. De politieke elite is zich er van bewust dat het gevaar bestaat en staat in zeer beperkte mate hervormingen toe, maar de neiging om hun bestaande macht te gebruiken of misbruiken om hun positie veilig te stellen is groot. Voorlopig blijven de Rolls Royce en de vuilnisverzamelaar elkaar nog wel tegenkomen.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.