Overlevende van de genocide

P1020548 bewerkt (Large)

Mijn naam is Innocente, ik ben 26 jaar en een overlevende van de genocide.*

In 1994, toen de genocide in Rwanda begon, was ik 4 jaar oud, een klein, gelukkig kind. Ik leefde met mijn vader, mijn moeder, mijn oudere zus, twee oudere en één jongere broer, een normale familie van zeven mensen. Mijn vader was een Tutsi, mijn moeder was een Hutu. Dat was niets bijzonders en de families konden het goed met elkaar vinden. We woonden in een huis op het stukje land dat mijn vader bezat en mijn ouders deden daar ook wat landbouw. We waren geen rijke familie, maar verdienden genoeg om ons allemaal te eten te geven en een fatsoenlijk leven te leiden.

De genocide veranderde alles. Mijn vader en mijn oudere broers en zus werden vermoord, ik weet niet door wie. Mijn moeder slaagde er in te overleven en in eerste instantie lukte het haar mij en mijn jongere broertje te verbergen voor de moordenaars. Maar na de genocide werd mijn broertje alsnog vermoord. Onze vader was een Tutsi, dus volgens de toenmalige regels, onafhankelijk van wat mijn moeder was, waren de kinderen ook Tutsi. Omdat wij als Tutsi werden gezien, vond mijn oom dat wij niet zouden mogen overleven, dus hij vermoordde mijn broer. Hij wilde mij ook doden. Ik heb het alleen overleefd omdat hij werd gearresteerd voordat hij mij kon doden. Hij zit nu levenslang in de gevangenis. Slechts mijn moeder en ik hebben het overleefd.

Na de genocide hadden we geen plek meer om te wonen. Ons huis was verwoest, het land in beslag genomen door andere mensen. We zijn bij mijn grootmoeder ingetrokken in haar kleine huisje, en dat is waar ik nog steeds woon, 22 jaar later. Het huis is in slechte conditie, maar ik weet niet waar ik een andere plek moet vinden. Mijn moeder is hertrouwd en heeft nog twee kinderen gekregen, maar haar echtgenoot heeft haar verlaten, dus zij leven nu ook bij mijn grootmoeder.

Ik heb de middelbare school verlaten toen ik zwanger raakte. Nu moet ik voor mijn kind zorgen tot het is opgegroeid, dus ik kan niet meer terug naar school. Mijn oma is te oud om nog voor kleine kinderen te zorgen, en mijn moeder is zelfs te ziek om nog voor haar eigen kinderen te zorgen. Daarom zorg ik nu ook voor mijn twee kleine halfbroers. Ik ben de enige in de familie die geld verdient, maar omdat ik mijn school niet heb afgemaakt, is het moeilijk om een reguliere baan te vinden. Ik werk twee of drie dagen in de week als een dagloner op het land van anderen. We hadden ook een klein stukje land van de familie waar we wat eten en producten om op de markt te verkopen vandaan haalden. Maar nu claimt mijn oom, degene die in de gevangenis zit, dat mijn grootvader dat voor zijn dood aan hem heeft nagelaten. Het plaatselijke mediation-comité onderzoekt de zaak nu. Ik ben bang dat we het land zullen verliezen en dat we er geen opbrengsten meer van zullen krijgen.

Al het geld dat ik binnenbreng is nodig om eten te kopen, dus ik heb geen spaargeld, maar mijn droom voor de toekomst is een eigen bedrijfje te starten. Ik wil kapper worden en financieel onafhankelijk. Ik wil kunnen kopen wat ik nodig heb, zonder iemand er om te hoeven vragen en ik wil mijn kind een goede opleiding kunnen geven. Zij moet een beter leven krijgen dan ik heb gehad.

* Dit is het ware verhaal van een overlevende van de genocide, maar om voor de hand liggende redenen zijn de naam en enkele details aangepast.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.