Kinderen of bedelaars? Of beide?

In Europa leren we onze kinderen dat ze geen snoepjes of andere zaken van vreemden mogen aannemen. Niet gezond, niet hygiënisch, niet veilig. Waarom verandert dat dan zodra mensen in een ontwikkelingsland komen? Daar hebben die arme en dus zielige kindertjes met hun mooie bruine ogen vast wel behoefte aan onze snoepjes, pennen of afgedankt speelgoed. Over het algemeen is het nut daarvan op zijn best twijfelachtig, en doen we het meer om onszelf even weldoener te voelen dan om het kind daadwerkelijk te helpen. Dan verwachten we ook nog dat het kind daar dankbaar voor is en willen we graag even op de foto (of video) met het “blije” kind. Wat zijn we weer goed geweest. De realiteit is dat over het algemeen de kinderen heel goed in staat zijn zelf speelgoed te fabriceren, dat pennen wereldwijd verkrijgbaar zijn en dat het dieet in ontwikkelingslanden vooral bestaat uit zetmeel en suikers. Snoep is dus geen goed idee, diabetes is een groot probleem.

De boodschap die we zo aan de kinderen afgeven is dat witte mensen wandelende portemonnees zijn en dat bedelen loont. Heel erg loont soms.
Rondom Angkor Wat, de grootste toeristenattractie van Cambodja, zijn heel veel kinderen te vinden. Niet om de tempels te bewonderen, maar om geld te verdienen. Ze bedelen, ze verkopen prullaria, ze leiden toeristen naar de snacktentjes. Veel toeristen smelten voor hun smekende ogen en lieve, net niet schone gezichtjes. Wat kun je beter doen dan die arme kleintjes een beetje helpen en iets geven of van ze kopen? Niets geven of kopen waarschijnlijk. Deze kinderen worden door hun ouders op pad gestuurd om het familie-inkomen aan te vullen en verdienen over het algemeen meer dan hun ouders. Klinkt niet slecht voor een arm gezin? Dat vinden de ouders dus ook, maar het betekent wel dat ouders meer kinderen krijgen omdat die nu eenmaal het inkomen binnenbrengen, en het betekent vooral dat kinderen niet naar school gaan en dus geen toekomst hebben als ze eenmaal te oud worden om met hun schattige snoetje geld op te halen. Wat er met hun kinderen gebeurt, laat zich raden. Zo houden we de armoede dus in stand met onze goeie bedoelingen. Cambodja is bepaald niet het enige land waar dit gebeurt.

Extreem voorbeeld? Ja, gelukkig werkt het op de meeste plaatsen niet zo. Maar hier in Rwanda, een land waar het toerisme nog maar net op gang komt, is aan de reacties van kinderen goed te zien of je in een toeristengebied bent of niet. Waar geen of heel weinig blanken komen, zijn de kinderen óf heel verlegen óf willen ze je aanraken of een handje geven. Naarmate er meer blanken komen verandert dat, van eerst vragen om je waterflesje (daar lopen al die blanken mee en dat willen ze nadoen) tot al heel snel vragen om geld (“give me money”, het Kinyarwanda kent geen woord voor “alsjeblieft”). Kinderen weten heel snel wanneer er iets te halen valt. Geven aan kinderen is daarom over het algemeen niet aan te raden. Natuurlijk, er zijn uitzonderingen. In Zuid-Sudan gaven we de straatjongens dagelijks iets te eten. Vaak niet meer dan brood of de lokale donut of fruit (ik zal nooit het ongeloof op de gezichten vergeten toen ze een keer een stuk kip kregen), maar daarmee hadden ze in ieder geval een tijdje geen honger meer. Deze kinderen hadden daadwerkelijk geen andere optie dan bedelen of stelen om iets te eten te krijgen. De enige organisatie die structurele opvang bood, had bij lange na niet genoeg capaciteit om de jongens allemaal op te vangen, en ze kwamen er niet in als ze lijm gesnoven hadden. Want dat is wat ze deden om hun ellende te vergeten als ze ergens een beetje geld konden vinden.

Kun je dan helemaal niets doen om te helpen? Natuurlijk wel, maar denk eerst even na. Als je per se iets individueel wilt geven, doe dat dan aan volwassenen. Als je gedragen kinderkleding hebt die je weg wilt geven, zoek dan een moeder of voogd om het aan te geven. Als je geld wilt geven aan bedelaars, en het delen van je welvaart is zeker geen slecht idee, doe het dan aan volwassenen die niet in staat zijn te werken. Mensen die gehandicapt zijn, die te oud zijn om nog te werken krijgen vaak heel weinig of geen steun vanuit de staat en zijn daadwerkelijk aangewezen op bedelen. Ik geef daarbij niet aan volwassenen die hun kinderen meenemen bij het bedelen.
Als je echt iets goeds wilt doen, zoek dan een (lokale of internationale) organisatie die structurele hulp biedt aan kinderen, hulp die wel langdurig helpt, donaties zijn daar altijd welkom. Maar doe je huiswerk. Kinderen zijn geen toeristenattracties, dus wees extra waakzaam bij organisaties waarbij je de kinderen kunt bezoeken. Veel louche bedrijfjes weten heel goed dat een paar zielige kinderogen verleidt om de portemonnee te trekken en maken daar heel handig gebruik van om hun winst te verhogen. Bij bonafide organisaties kun je soms een bezoek brengen na een zorgvuldige planning en met waarborgen voor het welzijn van de kinderen, maar bijvoorbeeld weeshuizen waar je zomaar naar binnen kunt lopen, zijn per definitie foute boel. Zoek naar organisaties die kinderen naar school laten gaan of een opleiding geven waar ze later wat mee kunnen (dus geen als scholen vermomde tapijtknoperijen waar ze kunnen verdwijnen als hun vingertjes te dik zijn geworden zoals ik die in Egypte tegenkwam).

Hier in Kigali is er een kunstgalerie, waarbij 40% van de opbrengst van de kunstwerken gebruikt wordt om kinderen van straat te halen, onderdak te geven en naar school te sturen (de kunstenaar wordt van de rest betaald). De kinderen zijn in het centrum of op school niet te bezoeken, maar ze willen toch laten zien wat ze doen en daar hebben ze iets op bedacht. De kinderen die dat willen, kunnen  kunstonderwijs krijgen: schilderen, beeldhouwen of de Rwandese traditionele dans. De dansgroep die daaruit voortgekomen is, bestaande uit zowel kinderen als volwassenen, geeft met enige regelmaat optredens en één keer per maand kun je de oefensessies bezoeken. De kinderen hebben er overduidelijk plezier in en het levert extra aandacht en dus donaties op waardoor weer meer kinderen opgevangen kunnen worden. Bovendien leren de kinderen iets waarmee ze later geld kunnen verdienen. Niet alleen toeristen zijn in de traditie geïnteresseerd, maar ook Rwandezen laten dergelijke dansers op hun feesten optreden. Dit soort organisaties zijn er in veel landen, maar je moet wat meer moeite doen om ze te vinden. Het loont op de lange duur voor de kinderen!

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.