Vietnamees geld is niets waard. Of nou ja, de dong, de nationale munteenheid, is bijna niets waard. 1.000 dong is ongeveer 4 eurocent, dus betalen en omrekenen is een hoop gegoochel met nullen: is een miljoen dong nou 40 of 400 euro? Ehh, 40 euro dus slechts, wat betekent dat we regelmatig miljonair zijn hier. En in tegenstelling tot het betalingssysteem in Cambodja, waar grote bedragen met Amerikaanse dollars werden betaald, gaat alles hier in dong, dus je loopt ook met flink wat briefjes over straat. De grootste coupure is 500.000 dong (20 euro). Muntgeld hebben ze niet in Vietnam, en het kleinste briefje is 1.000 dong, vergelijkbaar dus met onze kleinste muntjes van 5 cent.

Net als in overal ter wereld, wordt er ook in Vietnam geprobeerd mensen te verleiden tot aankopen door de prijzen net iets lager te laten lijken. Waar in Europa vaak bedragen worden gebruikt als 3,99, die vervolgens bij betaling naar 4 euro worden afgerond, gaat dat in Vietnam net zo. Dus als ik een fles water koop die 10.500 dong kost, ben ik niet verbaasd als de caissière dat bij betaling afrondt naar 11.000 dong. Maar zo werkt het dan toch niet helemaal. Als ik betaal met een briefje van 20.000 dong, krijg ik niet alleen de verwachte 9.000 dong terug maar ook… een suikerzakje! Blijkbaar is de waarde van een suikerzakje 500 dong? Ik heb het maar vriendelijk lachend teruggegeven.